Tigre Benelux
»
Blog
»
Wetgeving & Normering
»

Ankerinrichtingen: PBM of niet

Ankerinrichtingen: PBM of niet

INTRODUCTIE

Ankerinrichtingen (5 types:versie 2012 of 6klassen:versie 1996) worden beschreven in de NBN-EN-795. De laatste versie is deze van 2012 en is omgezet in een NBN-norm.

Het betreft ankervoorzieningen bestemd om exclusief te worden gebruikt met PBM voor valbescherming

  • A : Individuele ankerogen
  • B : Verplaatsbare ankerinrichtingen
  • C : Horizontale levenslijnen – kabel
  • D : Horizontale levenslijnen – rail
  • E : Doodgewicht ankers

Opdat een PBM voldoet aan de fabricatierichtlijn 686/89 (nu Vordering 2016/425 van toepassing op 21/04/2018 waardoor deze van 89/686 vervalt) moeten ze voldoen aan de essentiële eisen van die Richtlijn.

Hiervoor kan de fabrikant, zijn PBM volgens een EN-norm laten keuren door een aangemelde instantie, MAAR deze norm kan hij enkel gebruiken enkel als ze geharmoniseerd is en dus verschenen is in het Europese Publicatieblad.

Een geharmoniseerde norm en dus niet een gewone NBN-nom of PrEN-Norm, geeft het vermoeden van overeenstemming aan deze Fabricatie Richtlijn.

Wat betreft de EN-795 norm is er een probleem. Sinds het verschijnen van deze norm in 1996, kan je lezen in het Europees Publicatieblad dat deze norm enkel geharmoniseerd is voor de ankerinrichtingen van klasse B en E en dus NIET voor de klassen A/C & D.

Bron van de afbeelding.

Hier kunt U vaststellen dat deze inrichtingen NIET mogen voorzien zijn van CE teken.

Je kan je de vraag stellen: waaronder vallen dan deze 3 klassen van ankerinrichtingen indien zij geen PBM zijn? Zijn ze dan CBM ?

Dit laatste in elk geval niet want ze beantwoorden o.a. niet aan de definitie van een CBM (zie vooral punt c)

Wat zijn ze dan wel? Zeer goede vraag: bij navraag bij de verschillende fabrikanten van levenslijnen en individuele ankerogen, verneem je dat men eventueel wenst om deze ankerinrichtingen onder te brengen onder de bouwprductenrichtlijn 89/106 omgezet naar de vorderingswet van 9/03/2011 305/2011 en dat is, volgens mijn persoonlijke mening, misschien geen slecht idee zolang als men de testvoorwaarden vermeld in de EN795:2012 (maximaal 1 gebruiker) en TS16415:2015 (meerdere gebruikers) blijft behouden.

Reeds in de Infoflash van 01.12.1996 van de Belgische Arbeidsinspectie maakt men melding van deze Bouwproducten richtlijn 106 :

In dezelfde Infoflash van 01.12.1996 van de Arbeidsinspectie staat zeer duidelijk vermeld dat :

Dus geen CE markeringen toegelaten
Tevens heeft het Ministerie van A&T ook in een infoflash van 01.09.1998 dit nog eens herhaald en verder uitgelegd.

Na het verschijnen van KB van 13.06.2005 heeft het FOD een thematische toelichting laten verschijnen waarin nogmaals wordt bevestigd dat een levenslijn geen PBM fabricatie is maar wel PBM gebruik en dat dus de voorwaarden, vermeld in het KB van 13.05.2005 “Gebruik PBM” van toepassing zijn.

Kort samengevat komt het hier op neer dat:

  • Er een uitbreiding is van de notie PBM
  • Het ganse antival-systeem moet bestaan uit (ze vormen één geheel en moeten vooral onderling compatiebel zijn):
    1. een harnasgordel (lendegordel niet toegelaten) gedragen door de gebruiker (EN361)
    2. betrouwbaar ankerpunt (EN795 klassen A/C of D)
    3. verbindingselementen zoals antivaltouw (EN354/355) of antivaltrommel (EN360) of flexibele ankerlijn (EN353-2)

Voor punten 1 en 3 en op gebied van ontwerp is de reglementaire toestand duidelijk en worden zij beschouwd als PBM maar voor de ankerinrichtingen (punt 2) is dit niet het geval en dit is jammerlijk want zij maken een essentieel onderdeel uit van het valbeveiligingssysteem.

Teneinde dit probleem uit te klaren werd er beslist om gebruik te maken van de definitie van een PBM zoals die gegeven is in het besluit betreffende het gebruik van PBM.

Een PBM is “iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden ten einde hem te beschermen tegen één of meer risico’s die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen, alsmede alle aanvullingen of accessoires die daartoe kunnen bijdragen”.

Aan het begrip “aanvullingen” of “accessoires” werd tot nu toe weinig aandacht besteed.

Het nieuwe besluit hecht veel meer belang aan dit begrip.

Dit besluit beschouwd de verankeringspunten die vroeger buiten het toepassingsgebied van het koninklijk besluit betreffende de vervaardiging van PBM gelaten werden, zullen nu beschouwd worden als onmisbare aanvullende elementen van de PBM die een valbeveiligingssysteem vormen.

Om die reden zijn ze dus te behandelen als PBM.

Dit houdt onmiskenbaar gevolgen in voor deze nieuwe PBM. Alle bepalingen van het koninklijk besluit betreffende het gebruik van PBM zijn immers toepasbaar op deze uitrustingen.
Deze PBM zijn daarentegen niet onderworpen aan de CE-markering.

Deze nieuwe benadering heeft eveneens belangrijke gevolgen voor de werkgevers die deze bevestigingssystemen ter beschikking zullen stellen van hun werknemers.
Hij zal dus het gebruik van deze ankerinrichtingen moeten evalueren zoals hij bijvoorbeeld werkkledij of andere PBM wenst aan te schaffen (gelieve de volledige tekst van deze thematische toelichting na raadpleging van het KB 13.05.2005 door te nemen).

Bovenvermelde tekst is natuurlijk een persoonlijke interpretatie van de bestaande wetgevingen en technische specificaties (normen)

Groeten,

Frank Louwet
Specialist Valbescherming PBM